De conceptfase is het eerste waar je mee begint in een project en dit bestaat uit de volgende onderdelen:
- briefing
- referentiekader opzetten (doel, doelgroep, domein en randvoorwaarden)
- ideeën bedenken en selecteren
- idee uitwerken tot een concept (document of presentatie)
- het concept tot een concreet plan smeden waarin alle details staan
Ik zal alle vijf de punten behandelen.
1. Briefing
Ho! stop! Voordat je los gaat met wilde plannen eerst bedenken wat nu precies de bedoeling is. In eerste plaats moet je weten voor wie je iets bedenkt. Is het voor jezelf, voor een klant of voor school? Mijn advies is om in alle gevallen professioneel te zijn. Als je iets voor jezelf of voor school maakt is de kans groot dat als je er een potje van maakt, je eindigt met een half afgemaakt concept en een nog slechter eindresultaat. Slecht voor je eigenwaarde, tijd, energie en niet te vergeten je portfolio. Als je je hele schoolperiode zessen haalt dan haal je de eindstreep maar kun je vervolgens niet aan de bak komen voor die ene creatieve baan omdat je matig schoolwerk kunt laten zien. Bedenk verder goed wat je opdrachtgever precies van je wilt. Niets is zo genant als een goed concept maar verkeerd de opdracht begrepen hebben. Dat brengt ons dus op het volgende: de briefing. Bij de briefing is het noodzakelijk dat je opschrijft wat de opdracht is. Soms kan een opdrachtgever zoals je baas of je klant iets impliciet zeggen terwijl het wel degelijk van wezenlijk belang was. Na je briefing werk je je aantekeningen uit tot een uitgebreide opdrachtformulering en laat je die voor herziening zien aan je opdrachtgever. Terugkoppeling is heel belangrijk als je je opdracht serieus wil nemen. Door het gehele proces blijf je terugkoppelen!
Soms heb je de mazzel dat je opdrachtgever zelf al alles op papier heeft gezet. Nadeel is dat daar misschien niet alles in zit. Laat je niet overdonderen door mooie rapporten. Jij bent de expert en dus vraag naar aanleiding van aanlevering alles wat je wilt weten en neem het hele briefingsdocument door met je opdrachtgever. Ook als je iets voor jezelf doet moet je voor jezelf en evt. voor anderen alles op een rijtje hebben en de opdracht goed formuleren. Uit een probleem of een verzoek rolt vaak het DDDR. Dit is wat ik uitleg in de navolgende paragraaf.
2. referentiekader opzetten (DDDR)
Tijdens of na de briefing moet je bepalen wat je doel is, wie je doelgroep is, wat het domein is en wat de randvoorwaarden zijn. Die leg ik hieronder uit. Je hoeft je er niet strak aan te houden maar het zijn wel belangrijke aspecten die in ieder geval aan bod moeten zijn geweest.
de D van Doel
Als je een idee hebt moet je nadenken over het nut van je idee. Wat zit er in voor jou, voor je opdrachtgever en voor je bezoeker. Wat is jouw doel (meestal is dit uit de aard van de opdracht al duidelijk) maar vooral: wat is het doel van mijn opdrachtgever en wat zijn de drijfveren en intenties/verwachtingen van de eindgebruiker. Zet deze eenduidig op papier.
De D van Doelgroep
Voor wie bedenk/maak je iets? Het is een groot verschil of je iets maakt voor een meisje van 10 of een man van 46. Ook al wil je nog zo graag dat de hele wereld gebruik maakt van je concept, is die kans vrij klein. Voorgenoemde voorbeelden hebben hele andere belevingswerelden over wat mooi, handig en begrijpelijk is. Het hele concept moet dus doordrenkt zijn met vormgeving, functionaliteiten, teksten en bedoelingen afgestemd op de doelgroep. Een leeftijdsverschil van 10 jaar kan al veel uitmaken. Zorg dat je een type-omschrijving maakt en zo snel mogelijk user case scenario's schrijft.
De D van Domein
Ook van belang is wat je wel en niet in je concept zet. Een afbakening. Dit kan bestaan uit een programma van eisen. Simpelweg een lijstje met de dingen die er in moeten en de dingen die wenselijk zijn. Of een omschrijving van de do's en don't's van je project. Ook dit kun je alvast doen terwijl je eigenlijk nog niet precies weet wat het idee of concept is. Dat zal eerst algemeen zijn. Zodra je een idee hebt wat je wilt maken kun je het domein aanpassen met een specifieke lijst van alle functionaliteiten die je er in wilt. Een voorbeeld voor websitebouw is het opschrijven van de informatie die er minimaal in moet, de landen of regio's waar je de websites voor bedoeld, en misschien alvast een eenvoudig marketingplan.
De R van Randvoorwaarden
Uiteindelijk moet je bedenken tot welke middelen en welke beperkingen je beschikt. Organisatorische randvoorwaarden moet je denken aan: hoeveel geld heb ik voor dit project, hoeveel tijd heb ik, welke mankrachten kan ik inzetten en hoeveel uur kan ik ze aan het werk zetten. Technische randvoorwaarden gaat over: tot welke software pakketten heb ik de beschikking, inventarisatie van de kennis in huis, in welke technieken mag dit project uitgevoerd worden etc.
Volgende keer deel 2
Geen opmerkingen:
Een reactie posten